Definitie
Een vloedschaar is een getijgeul die voornamelijk open ligt voor de vloed en die aan het boveneinde een drempel heeft.
Een ebschaar is een getijgeul die voornamelijk open ligt voor de ebstroom en die aan het zeeëinde een drempel heeft.
Het woord ‘schaar‘ heeft dus de betekenis van een naar één richting ondieper wordende getijgeul, doch zal misschien oorspronkelijk zijn afgeleid van het woord ‘inscharen’, d.i. het uitbochten van een holle oever.
Geulenpatroon in de Westerschelde
Kenmerkend voor de Westerschelde is het meergeulenstelsel: een hoofdgeul met daaraan parallel één of meerdere nevengeulen. De ligging en de groottevan deze geulen bepalen mee de structuur van de platen, die in de binnenbochten van de geulen en tussen de geulen in gelegen zijn, alsook de ruimte voor slikken en schorren.
Men onderscheidt drie types geulen: ebgeulen, vloedgeulen (scharen) en kortsluitgeulen.
De ebgeul
De ebgeulen voeren voornamelijk het uitgaande water af en zijn over het algemeen relatief diep. Deze geulen worden meestal als hoofdvaarwater gebruikt.
In de Westerschelde kent de ebgeul een meanderend verloop. Ze slingert ononderbroken met grote bochten van de ene oever naar de andere. Deze ebgeul wordt stroomafwaarts vanaf de Belgisch-Nederlandse grens gevormd door de Pas van Rilland, het Nauw van Bath, het Zuidergat, het Middelgat, de Pas van Terneuzen, de Honte en tenslotte de Wielingen.
Op onderstaande kaart is de ebgeul of het hoofdvaarwater donkerblauw ingekleurd.
De vloedgeulen
Gedurende de vloed dringt zeewater met een sterke stroming het mondingsgebied binnen. Het opgestuwde water volgt slechts gedeeltelijk de ebgeul en heeft de neiging om zoveel mogelijk rechtdoor te stromen. Hierdoor worden rechte en brede vloedscharen in de Scheldebodem getrokken. Deze vloedscharen zijn over het algemeen minder diep dan de ebgeulen.
Waarom de vloedstroom de ebgeul niet volgt kan je als volgt verklaren:
- Het volume water is groter en stroomt sneller. Het water loopt niet spontaan in bochten maar wil zich een weg rechtdoor banen. Daardoor ontstaat er aan elke bocht van de ebgeul, een vloedgeul.
- Door de centrifugale kracht zal de vloedstroom niet op dezelfde plaats tegen de oever stoten als de ebstroom.
In de Schelde zijn dit van opwaarts naar afwaarts de scharen van de Ouden Doel, Appelzak, Noord, Waarde, Hansweert, Everingen en Spijkerplaat.
Op onderstaande kaart zie je de vloedstromen – hoe donker hoe sterker de stroming.
De kortsluitgeulen
De kortsluitgeulen zijn de meest ondiepe geulen. Zij vormen een verbinding tussen de eb- en de vloedgeulen.
Ebgeul en vloedschaar
De ebgeul slingert zich tussen de twee oevers van de rivier en bevindt zich langs de holle oevers van de rivier.
De vloedscharen zitten in de plaat tussen de ebgeul en de bolle oever van de Schelde. Zo ontstaan er twee naast elkaar liggende geulen.
Doodlopende vloedschaar
Door het transport van grote hoeveelheden zand, eindigt zo’n vloedgeul in een drempel.
Het is nl. aannemelijk dat in een normale vloedschaar een vloed-zandstroom overheerst en dat dit in een normale ebschaar met de eb-zandstroom het geval is. Nabij het ontmoetingspunt van een eb- en een vloedschaar wordt dus zand van weerszijden aangevoerd en een deel hiervan vormt dezg. drempel. Men zou dit ‘de strijd der delta’s’ kunnen noemen.
Een drempel is hydraulisch een moeilijk probleem. Doordat een vloedschaar schijnbaar eindigt op een muur van zand, lijkt het alsof hier alles doodloopt. Minder is waar: de zandstromen eindigen er niet en gaan dus verder. Waarheen zij gaan moet voor elk geval afzonderlijk worden nagegaan. Soms gaat het zand de platen verhogen, soms keert het langs de kanten van de scharen en andere geulen terug.
Het is soms moeilijk te zeggen of men met een eb- dan wel met een vloedschaar te doen heeft. Het komt voor dat een geul aan beide einden een drempel heeft; een dergelijke geul is als ’t ware uitgeschakeld uit het systeem en zal misschien in de loop der tijden verder verzanden, of slechts een ondergeschikte rol in het systeem blijven spelen.
Natuurlijk is de zandbeweging ingewikkelder dan hier in enige woorden werd aangeduid. Voor een meer gedetailleerde uitleg verwijzen we naar de studie die je aan het einde van dit artikel kunt downloaden.
Geulensysteem op het Groot Buitenschoor
Kijk je bij laagwater naar het Groot Buitenschoor, dan zie je halverwege tussen de dijk en de strekdam een geul die stroomopwaarts – dus naar de containerterminal toe – doodloopt. Deze geul is wat men noemt een vloedschaar.
Nevenstaande kaart is een detail van het hydraulischsysteem van de Westerschelde in 1938. Je ziet hoe 2 vloedscharen het Groot Buitenschoor: een kleine en dan de wat grotere Appelzak. Het is deze laatste die je nu nog terugvindt op het Groot Buitenschoor.
Onderstaande kaart is van recentere datum (1996) en toont de eb- en vloedgeul -resp. groen en rood gekleurd.
Uitgebreide studie
Een indrukwekkende studie door Johan van Veen verscheen in 1950 in het TIJDSCHRIFT KONINKLIJK NEDERLANDSCH AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP Vol. 67 als speciale uitgave van dit tijdschrift ter gelegenheid van het WADDENSYMPOSIUM 1949
De volledige studie over eb- en vloedscharen kan je downloaden (PDF-bestand, 3,80 Mb)