Slikgarnaal – Corophium volutator

De slikgarnaal is een typische bewoner van het slik. Hij prefereert slibrijke bodems op beschutte plaatsen en is relatief goed bestand tegen anaërobe omstandigheden. Heel toepasselijk noemt men deze garnaal ook Langspriet. Andere benamingen zijn Vorkspriet(garnaal) en Wadkreeftje.

Hij leeft in een U-vormige gang in het slik die tot 6cm diep reikt. Door recht te gaan staan kan hij met zijn tweede paar antennen organische resten van het oppervlak naar zich toe schrapen. De lange haren of seta aan de voedingsledematen gebruikt hij om het voedsel uit wat hij bijeengeschraapt heeft, te filteren.

slikgarnaal-in-turf

Corophium volutator is een selectieve surface deposit feeder die zich in hoofdzaak voedt met diatomeeën. Slijkgarnalen zijn zelf favoriet voedsel voor bv. bergeenden en platvissen.

slikgarnaal-holletje--frank-wagemans

Kieskeurig baasje

Een slijkgarnaal graaft niet zomaar ergens zijn tunnel. Het uitzoeken van een geschikte buurt gaat heel precies. De korrelgrootte van de modder is erg belangrijk voor de stevigheid van de tunnel en voor de slijkgarnaal is het belangrijk te weten dat er voedsel op de korrels blijft zitten. Daarnaast zijn slijkgarnalen groepsdieren: hoe meer slijkgarnalen in de buurt, hoe beter. De slijkgarnaal verhuist soms wel om de dag, dus je kunt ze ook kruipend over de wadbodem vinden.

Kan best tegen een stootje

De slijkgarnaal is kieskeurig als het gaat om zijn tunnel, maar wat betreft de andere natuurlijke omstandigheden kan hij een hoop hebben. Hij kan goed tegen brak water, maar hij kan ook tegen water dat zouter is dan de zee. Daarnaast is de slijkgarnaal geen koukleum. Tijdens hele koude winters kan de slijkgarnaal bevriezen tijdens laagwater. In veel gevallen leeft hij gewoon weer door als hij later ontdooit.

Levenscyclus

In het algemeen zijn de aantallen van Corophium volutator laag in de winter en de lente, maar vertonen een snelle toename in de zomerperiode.

slikgarnaal-populatie-per-maand--hug-van-beek

Vaak zijn er twee generaties per jaar, met een langer levende overwinterende generatie en een korter levende lente-zomer generatie. Uit de eerste broedgolf in het voorjaar ontstaat een generatie die in het najaar voor nakomelingen zorgt. Deze laatste generatie overwintert en sterft dan in de daaropvolgende zomer.

In het Ythan estuarium – 20km ten noorden van Aberdeen (Schotland) – is slechts één enkel broedseizoen waargenomen. De dieren worden daar geboren in de zomer van het ene jaar, groeien, overwinteren, broeden als ze 5 mm geworden zijn en sterven in de volgende zomer.
Andere studies maken dan weer melding van vier generaties.

Broedzorg

Corophium volutator heeft zoals de meeste amphipoden geen larvaal stadium maar vertoont broedzorg. De vrouwtjes bewaren de eitjes op hun buik in een soort broedbuidel. De pas uitgekomen jongen blijven nog enkele dagen in de broedbuidel aanwezig. Na het verlaten van de broedbuidel blijven de jongen nog enkele uren in de ouderlijke gang, waarna ze hun eigen gang bouwen.

Studie en monitoring

In het kader van “10 jaar prutprutsen 2003 – 2015” was de slikgarnaal één van de doelwitten van Hug Van Beek.

Populatie over een decade

De populatie op het Groot Buitenschoor vertoont tussen 2005 en 2014 een piekwaarde in 2009 met gemiddeld 885 individuen per meetstation.

slikgarnaal-populatie-gbs--hug-van-beek

Een soortgelijke piek doet zich ook elders in de Schelde voor na 2007. Uit cijfermateriaal van Jeroen Speybroek van het INBO blijkt dat deze piek zich stroomopwaarts de Schelde verplaatst of: hoe hoger stroomopwaarts, hoe eerder na 2007.
Deze piekwaarde situeerde zich 2 jaar het starten van het waterzuiveringsstation te Vilvoorde (2007). Hierdoor nam de vuilvracht in de Schelde merkelijk af en steeg het zuurstofgehalte.
Mogelijk was de verhouding zo gunstig tussen beide parameters dat de slikgarnaal zich optimaal kon ontwikkelen. Later nam de zuurstof nog toe maar daalde de organische vracht waardoro het voedselaanbod verder verminderde.

Was er een piek in 2009, in 2012 zien we een stevige dip. Een korte maar hevige winterpiek (-14°C) resulteerde in een juni/juli populatie die maar liefst 71% lager lag dan het juni/juli gemiddelde van de andere jaren in de periode 2005 – 2014.
De populatie was nagenoeg uitgestorven in januari 2012 en het litoraal moest terug gekoloniseerd worden van uit het sublitoraal.

Populatietrend 2005 – 2014

De populatietrend 2005 – 2014 vertoont een daling van ongeveer 9,5% per decade.

Slikgarnaaltjes nemen slikdeeltjes op met organische detritus en diatomeeën of kiezelwieren. De vermindering van de aanvoer van organisch materiaal zou in verband kunnen staan met de gestage populatiedaling. Sinds 2007 is ondermeer ook de exuberante diatomeeënbloei in het voorjaar verminderd.

Er kan aangenomen worden dat ook de slikgarnaalpopulatie daardoor is verminderd. De verzoetingstrend en de bodemverhoging kunnen eveneens bijdragen aan de vermindering van de slikgaraalpopulatie.

Al eens een slikgarnaal onder een elektronenmicroscoop gezien?

slikgarnaal_elektronenmicroscoop

Voedzaam beestje

slikgarnaal-bayoffundy

Het blijkt dat Corophium een zeer voedzaam beestje is voor de vogels die hierop fourageren. Onderzoek in de Bay of Fundy (New Brunswick, Canada) op grijze strandloper toonde aan dat deze vogels voornamelijk fourageren op slikgarnaal en dat zij op 2 weken tijd in gewicht verdubbelen.

“The Corophium mudshrimp contains unusually large amounts of n-3 polyunsaturated fatty aids (45% of total lipids)

Dietary n-3 fatty acids are not only used as an energy source, but they also act as performance-enhancing substances to increase the capacity for endurance exercise.”

bron: www.bofep.org

Meer weten?

Het zingende slik

Het zou de titel kunnen zijn van een bekende stripreeks, maar het slik zingt echt. Wanneer je bij laagwater langs of over het slik loopt, dan hoor je een suizend, zingend geluid. Dit geluid wordt veroorzaakt door slikgarnalen die met duizenden per m² in het slik wonen.

Elke slikgarnaal leeft in een holletje dat hij bij laagwater kan afsluiten met een dekseltje – de bobbeltjes die je op het slik ziet. Het geluid dat je hoort is de lucht die uit deze holletjes ontsnapt.

Stabiliteit van het slik

Kom je geregeld op het slik dat zie je dat in de loop van het jaar, het uitzicht sterk kan verschillen. De ene keer is het slik een mooi, glad oppervlak, andere keren is het alsof er grote stukken zijn uit weggehapt. Dat het soms lijkt alsof er stukken uit weggehapt zijn komt door de kracht van het water die er stukken uit weggespoeld heeft omdat het slik minder vast ligt.

In de stabiliteit van het slik spelen twee actoren een rol: de kiezelwieren en de slikgarnaal. Maar dat verhaal lees je hieronder.

Kiezelwieren scheiden heel veel verschillende suikers af

YERSEKE (Zld.) / NIJMEGEN – Piepkleine organismen als kiezelwieren kunnen erosie van grote, belangrijke slikplaten in het kustgebied (tijdelijk) voorkomen. De suikers die ze afscheiden zorgen voor een stevige ‘biofilm’ boven op de modder. Ook kunnen de kiezelwieren zich daardoor bewegen. Een ander type suikers vormt buiten de cel een grote mondvoorraad voor de donkere nacht. ‘Slikbioloog’ Jody de Brouwer van het NIOO-KNAW promoveerde in maart 2002 in Nijmegen.

Met de ontdekking dat een kiezelwier op een slikplaat niet één maar twee typen suikers uitscheidt, lost De Brouwer een hoop tegenstrijdigheden uit de wetenschappelijke literatuur op. “Het vaststellen van het verschil in samenstelling van de suikers is essentieel. Er gaapte een gat in de kennis,” zegt hij. De marien microbioloog van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO-KNAW) in Yerseke moest om dat gat te dichten wel het lab en overal in Europa TOT OVER ZIJN KNIEëN DE MODDER IN.

De eencellige kiezelwieren of diatomeeën van nog geen tiende millimeter groot hebben een soort ‘doosje’ van kiezelzuur om zich heen. Vanuit dit doosje scheiden ze stoffen af, EPS of extracellulaire polymere substanties genoemd, en dat zijn voor 95 procent suikers. De kleine algjes zorgen goed voor zichzelf. Overdag maken ze zoveel mogelijk makkelijk afbreekbare suikers (vol glucose) en slaan die WEGENS GEBREK AAN OPSLAGCAPACITEIT buiten hun cel op, om die ’s nachts weer op te peuzelen als er geen licht en dus geen energie binnenkomt. “Dit type EPS vormt de snoepjes van het sediment, ook voor de daar aanwezige bacteriën waarschijnlijk,” zegt De Brouwer.
Het tweede type suikers speelt een rol bij het invangen en vastplakken van de organismen en de slibkorrels van de zeebodem, én bij de voortbeweging van de kiezelwieren naar een gunstigere omgeving. Deze suikers blijken een andere samenstelling te hebben: rijk aan galactose-suiker en uronzuren, zure suikers met bindingsmogelijkheden voor sedimentkorrels. Bovendien vindt de productie hiervan gedurende het hele etmaal plaats.

Op de vaak overspoelde slikplaat in de Westerschelde lijkt niks te groeien. Schijn bedriegt! Over het oppervlak ligt een bruinige waas van diatomeeën, samengekit tot een ‘biofilm’ of ‘diatomeeënmat’. Deze mat is een veilige omgeving voor een kiezelwier, beschermd tegen de extreme invloeden van buitenaf. Maar het beschermt ook de hele slikplaat tegen erosie door wind en golven.
Modellen gebaseerd op puur natuurkunde kunnen de vorming en dynamiek van slikplaten niet verklaren: er moest een biologisch onderdeel zijn. De ‘biologische’ diatomeeënmatten hebben inderdaad een groot effect op de platen. Vooral in het voorjaar groeien ze er massaal. Daarna breken EEN LEGER AAN GRAZENDE DIERTJES en harde wind de beschermlaag. De plaat is dan inmiddels wel enkele centimeters opgehoogd en heeft andere ‘bewoners’ gekregen. Wat zou er van de slikplaten overblijven als er niet ieder voorjaar meegebouwd zou worden door de kiezelwieren?

Slikplaten zijn hoogproductieve delen van het kustgebied, van een estuarium. Ze vormen de voedselbron voor vele kustvogels en de schuilplek voor jonge vissen. Diatomeeën zijn op slikplaten de belangrijkste ‘planten’ – ze leggen koolstof vast via fotosynthese – en vormen zo de basis voor dit ecosysteem. Een groot deel van de koolstof scheiden ze weer af: 40 tot 70 procent komt als suiker (EPS) naar buiten. Slikplaten spelen een belangrijke rol bij de bescherming van de kust tegen erosie en overstroming. De mini-algen beïnvloeden zo het sedimenttransport in het hele estuarium. De Brouwer: “Een beter begrip van de dynamiek van deze platen is onmisbaar voor goed kustbeheer, voor verklaringen en voorspellingen. Dat is nodig ook. De vruchtbare estuaria zijn tenslotte DE DICHTSTBEVOLKTE GEBIEDEN TER WERELD.”

Bronvermelding

Het Nederlands Instituut voor Ecologie – Persbericht, 26 februari 2002

Het NIOO-KNAW is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-KNAW-Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie in Yerseke richten de onderzoekers zich op het leven in het zoute en het brakke water.

Website NIOO-KNAW: www.nioo.knaw.nl

Suikersnoepjes en zeebodemlijm

YERSEKE (Zld.) / NIJMEGEN – Piepkleine organismen als kiezelwieren kunnen erosie van grote, belangrijke slikplaten in het kustgebied (tijdelijk) voorkomen. De suikers die ze afscheiden zorgen voor een stevige ‘biofilm’ boven op de modder. Ook kunnen de kiezelwieren zich daardoor bewegen. Een ander type suikers vormt buiten de cel een grote mondvoorraad voor de donkere nacht. ‘Slikbioloog’ Jody de Brouwer van het NIOO-KNAW promoveerde in maart 2002 in Nijmegen.

Met de ontdekking dat een kiezelwier op een slikplaat niet één maar twee typen suikers uitscheidt, lost De Brouwer een hoop tegenstrijdigheden uit de wetenschappelijke literatuur op. “Het vaststellen van het verschil in samenstelling van de suikers is essentieel. Er gaapte een gat in de kennis,” zegt hij. De marien microbioloog van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO-KNAW) in Yerseke moest om dat gat te dichten wel het lab en overal in Europa TOT OVER ZIJN KNIEëN DE MODDER IN.

De eencellige kiezelwieren of diatomeeën van nog geen tiende millimeter groot hebben een soort ‘doosje’ van kiezelzuur om zich heen. Vanuit dit doosje scheiden ze stoffen af, EPS of extracellulaire polymere substanties genoemd, en dat zijn voor 95 procent suikers. De kleine algjes zorgen goed voor zichzelf. Overdag maken ze zoveel mogelijk makkelijk afbreekbare suikers (vol glucose) en slaan die WEGENS GEBREK AAN OPSLAGCAPACITEIT buiten hun cel op, om die ’s nachts weer op te peuzelen als er geen licht en dus geen energie binnenkomt. “Dit type EPS vormt de snoepjes van het sediment, ook voor de daar aanwezige bacteriën waarschijnlijk,” zegt De Brouwer.
Het tweede type suikers speelt een rol bij het invangen en vastplakken van de organismen en de slibkorrels van de zeebodem, én bij de voortbeweging van de kiezelwieren naar een gunstigere omgeving. Deze suikers blijken een andere samenstelling te hebben: rijk aan galactose-suiker en uronzuren, zure suikers met bindingsmogelijkheden voor sedimentkorrels. Bovendien vindt de productie hiervan gedurende het hele etmaal plaats.

Op de vaak overspoelde slikplaat in de Westerschelde lijkt niks te groeien. Schijn bedriegt! Over het oppervlak ligt een bruinige waas van diatomeeën, samengekit tot een ‘biofilm’ of ‘diatomeeënmat’. Deze mat is een veilige omgeving voor een kiezelwier, beschermd tegen de extreme invloeden van buitenaf. Maar het beschermt ook de hele slikplaat tegen erosie door wind en golven.
Modellen gebaseerd op puur natuurkunde kunnen de vorming en dynamiek van slikplaten niet verklaren: er moest een biologisch onderdeel zijn. De ‘biologische’ diatomeeënmatten hebben inderdaad een groot effect op de platen. Vooral in het voorjaar groeien ze er massaal. Daarna breken EEN LEGER AAN GRAZENDE DIERTJES en harde wind de beschermlaag. De plaat is dan inmiddels wel enkele centimeters opgehoogd en heeft andere ‘bewoners’ gekregen. Wat zou er van de slikplaten overblijven als er niet ieder voorjaar meegebouwd zou worden door de kiezelwieren?

Slikplaten zijn hoogproductieve delen van het kustgebied, van een estuarium. Ze vormen de voedselbron voor vele kustvogels en de schuilplek voor jonge vissen. Diatomeeën zijn op slikplaten de belangrijkste ‘planten’ – ze leggen koolstof vast via fotosynthese – en vormen zo de basis voor dit ecosysteem. Een groot deel van de koolstof scheiden ze weer af: 40 tot 70 procent komt als suiker (EPS) naar buiten. Slikplaten spelen een belangrijke rol bij de bescherming van de kust tegen erosie en overstroming. De mini-algen beïnvloeden zo het sedimenttransport in het hele estuarium. De Brouwer: “Een beter begrip van de dynamiek van deze platen is onmisbaar voor goed kustbeheer, voor verklaringen en voorspellingen. Dat is nodig ook. De vruchtbare estuaria zijn tenslotte DE DICHTSTBEVOLKTE GEBIEDEN TER WERELD.”

Bronvermelding

Het Nederlands Instituut voor Ecologie – Persbericht, 26 februari 2002

Het NIOO-KNAW is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-KNAW-Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie in Yerseke richten de onderzoekers zich op het leven in het zoute en het brakke water.

Website NIOO-KNAW: www.nioo.knaw.nl