Vogels zijn één van de grote rijkdommen van het Schelde-estuarium. Watervogels kunnen gezien worden als barometers van een estuarien ecosysteem.
Door monitoring van watervogels in het Zeeschelde-estuarium hoopt het INBO meer inzicht te krijgen in de factoren die aan de grondslag liggen van de waargenomen trends. De lange termijn trends of plotse veranderingen in vogelaantallen kunnen gerelateerd worden aan veranderingen in het beheer van het systeem (bv. waterzuivering, habitatverandering) maar zijn ook gekoppeld aan Europese populatieontwikkelingen en worden beïnvloed door klimatologische kenmerken (bv. strengheid winter) (bv. Van Ryckegem et al., 2006, Onkelinx et al., 2008).
Slinkende aantallen
Sinds de ingebruikname van het Brusselse waterzuiveringsstation in maart 2007, is de organische vuilvracht in het Zeescheldebekken drastisch verminderd. Als gevolg hiervan werd het voedselaanbod voor het bodemleven quasi herleid tot nul, waardoor de aantallen soorten en individuen aan bodemleven in elkaar zakten. Dit betekende dat een belangrijke voedselbron voor watervogels verdween. We zien deze evolutie duidelijk in de resultaten van de watervogeltellingen.
Daar bovenop kwam dat in 2012 de natuurcompensatiegebieden op linkeroever in gebruik werden genomen. Vogels kozen logischerwijze voor de meer beschutte en niet aan getijden onderhevige natuur op linkeroever.
Eindresultaat is dat het aantal vogels dat wij op het Groot Buitenschoor telden, drastisch verminderd is in vergelijking met de duizenden vogels die wij in de jaren 90 tijdens de wintermaanden konden tellen.
Variaties op een thema
Elke soort heeft zijn eigen voorkeur voor een bepaald deel van het Schelde-estuarium.
Van zoet naar zout
Het aantal broedvogels neemt duidelijk toe langs de saliniteitsgradiënt: in de zoute schorren broeden enkel vogels die typisch zijn voor open gebied, in de zoete schorren broeden veel soorten die ook in struwelen en bossen voorkomen. Deze toename reflecteert de groeiende diversiteit aan vegetatiestructuren van zout naar zoet.
Ook de soortensamenstelling van watervogels verandert van zout naar zoet: steltlopers zijn kenmerkend voor het mariene gedeelte terwijl in de zoete zone de eenden domineren.
De 4 seizoenen
Naast deze gradiënt van zout naar zoet is er ook een seizoenaal patroon. Er zijn broedvogels of zomergasten, doortrekkers en wintergasten.
Zomergasten
Tijdens de zomermaanden vormen de rietvelden een uitgelezen broedgebied voor typische rietvogels zoals Kleine karekiet, Rietgors, Blauwborst, …
Overwinteraars en doortrekkers
In de wintermaanden overwinteren grote aantallen uit het Noorden afkomstige vogels, zoals Wintertaling (zie foto – mannetje links, vrouwtje rechts), Smient en Grauwe gans, in de Westerschelde.
Anderen zoals Groenpootruiter en Rosse grutto gebruiken het gebied als een rust- en fourageerplaats op het trektocht tussen hun overwinterings- en overzomeringsgebieden.
Voor deze overwinteraars en lange-afstandsvliegers – sommigen vliegen maar liefst 10.000km – zijn deze gebieden van levensbelang om hun vetreserves te kunnen aanvullen. Hoe belangrijk dit is bewijst het feit dat zij leven op het ritme van het getij. Hoog water is rusten, laag water is eten. Ongeacht het licht of donker is. Tijdens strenge winters wagen zij zich zelfs tot op slechts enkele meters van mensen, alleen maar omdat eten het enige is dat telt.