In het kader van het Belspo onderzoeksproject MoDiRisk (Mosquitoes: vectors of Disease: drivers of change and Risk) werd tussen mei 2007 en het najaar 2009 de aanwezigheid en verspreiding van endemische en invasieve muggen in België onderzocht worden.
Deze veldstudie zal het mogelijk maken om de biodiversiteit van muggen in kaart te brengen en om distributiemodellen op te stellen die de aan- of afwezigheid van muggensoorten voorspellen. Tot nu toe ontbreekt alle kennis over dit onderwerp in België.
Het onderzoek werd uitgevoerd door het Instituut voor Tropische Geneeskunde Antwerpen in samenwerking met 3 andere Belgische partners; de Katholieke Universiteit van Louvain-la-Neuve, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en AVIA-Gis, en één buitenlandse partner: de Universiteit van Wageningen.
Voor de inventarisatie gebruikte men een cross-sectional bemonstering waarbij een netwerk van CO2-vallen werden geplaatst in een raster van 10 x 10 kmcellen (UTM-hokken). In België zijn er ongeveer 326 cellen en in iedere cel werden verschillende sleutel habitatten bemonsterd. Deze zijn verdeeld in 4 klassen namelijk urbane gebieden, landbouwgebieden, natuurgebieden en importrisico gebieden.
1e fase
Van mei 2007 tot september 2008 werden in totaal 978 plaatsen bemonsterd. Dit komt neer op gemiddeld drie plaatsen per cel van 10 x 10 km.Op deze manier krijgen we een representatief beeld van de aanwezigheid van muggen in de voor hen belangrijkste leefgebieden.
Om de muggen te vangen maken we gebruik van een Mosquito Magnet Liberty Plus. Deze val werkt op propaan die wordt omgezet in water, CO2 en warmte. Dit trekt enkel bloedzuigende insectenwijfjes aan die op zoek zijn naar een maaltijd, geen andere dieren worden met deze val gevangen en bovendien is ze onschadelijk voor mens en milieu.
De val maakt gebruikt van een tweeventiloren-systeem, één zorgt voor verspreiding van de CO2, de andere zuigt muggen aan. De muggen die naar binnen worden gezogen, worden gevangen in een net.
Per staalnameplaats wordt slechts 1 val geplaatst die bovendien onafhankelijk werkt gedurende 7 dagen, zodat de onderzoekers slechts tweemaal het gebied moeten betreden. Er zullen geen andere bezoeken aan dit gebied gemaakt worden, tenzij er melding zou gemaakt worden van het niet goed functioneren van de val.
De informatie die uit deze studie voortvloeit, is een eerste stap in de richting van een betere kennis van de taxonomische en functionele biodiversiteit van Culicidae in België. Het verwerven van deze kennis is eveneens een essentiële stap om het risico op overdracht van ziekten door muggen te kunnen inschatten.
2e fase
In de nazomer 2009 zaten we in de tweede faze van ons MODIRISK project. Er worden momenteel statistische modellen ontwikkeld die kunnen gebruikt worden om te voorspellen waar een muggensoort voorkomt, ook al is er op die plaats niet bemonsterd. Om de accuraatheid van deze modellen te testen is een deel van de verzamelde gegevens gebruikt (dataset validatie) maar daarnaast zou een deel van de stalen opnieuw moeten genomen worden (veld validatie). Op basis van zogeheten vals negatieven (die plaats waar het model een bepaalde soort als afwezig voorspelde maar waar de soort wel werd ingezameld) werden 75 opnieuw te bemonsteren plaatsen uitgezocht. Een van die plaatsen is het Groot Buitenschoor.
Resultaten 2007
In 2007 plaatste men op het Groot Buitenschoor een muggenval. Deze leverde de volgende resultaten op:
- Anopheles plumbeus (Stephens, 1828), syn: Anopheles nigripes (Staeger, 1839): 1 vrouwtje
- Culex pipiens (Linnaeus, 1758):73 vrouwtjes en 6 mannetjes
- Culicoides riethi
Anopheles plumbeus
Dit is een typische bossoort en broedt hoofdzakelijk in boomholtes, als deze echter niet voorradig zijn, past de soort zijn gedrag aan en broedt hij in artificiële plassen (bijv. schaaltjes van bloempotten, banden,…). Bovendien is hij resistent tegen het tijdelijk uitdrogen van zijn broedplaats.
De adulten kunnen agressief zijn en bijten zowel mensen, zoogdieren als vogels en reptielen. Hij komt meer en meer voor in urbane gebieden waar hij voor overlast kan zorgen
De Culex pipiens
of gewone steekmug is een zeer algemene soort, meer info
Culicoides riethi
Deze soort behoort tot het subgenus Monoculicoides en vertoont sterke gelijkenissen met C. nubeculosus die ook tot dit subgenus behoort, maar bij C. riethi ontbreektde centrale gele vlek op het scutellum (www.culicoides.net).
Reeds in de jaren 20 en 30 van vorige eeuw was deze soort aanwezig in Hamme langsheen de Durme. In de collectie van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen zitten namelijk acht individuen van deze soort daar ingezameld door Goetghebuer. Mogelijks is deze soort van nature al heel lang aanwezig in en rond de Zeeschelde en haar zijrivieren.
Soms wordt C. riethi als kustsoort beschouwd, maar wordt ook binnenlands gevonden, vooral in zoute habitats. (Boorman 1974, Goethgebuer 1952). Deze soort is autogenous d.w.z. dat ze geen bloedmaaltijd nodig heeft voor de eerste afzetting van eitjes, maar zal daarna beginnen bloed zuigen. Deze soort zou een mogelijke vector voor blauwtong kunnen zijn (De Deken 2009).
De soort verspreidt zich van Europa tot Rusland (www.culicoides.net).
Culicoides newsteadi
C. newsteadi behoort tot het subgenus Culicoides (www.culicoides.net). De vleugel heeft bleke vlekken aan de toppen van de aders M1, M2, en CU1 en lijkt sterk op die van C.pulicaris en C. lupicaris . Deze soort wordt gevonden van mei tot oktober (Dzhafarov 1964). Ze kan tot hevige last zijn voor de mens doordat ze in hoge aantallen voorkomt (Downes 1955).
C. newsteadi is niet aanwezig in de KBINcollectie van Goethegebuer. C.newsteadi komt voor in Europa, Scandinavië tot Noord-Afrika en het Mediterraans gebied, en eveneens oostwaarts tot Rusland (www.culicoides.net).
Culicoides punctatus
C. punctatus behoort tot het subgenus Culicoides (www.culicoides.net). De toppen van de vleugeladers van M1, M2 en CU1 eindigen bij deze soort in typisch kleine bleke vlekken, en is zo dan ook te onderscheiden van C. pulicaris . Deze soort wordt meestal samen gevonden met C. pulicaris en beiden kunnen mogelijk een vector zijn voor blauwtong (Caracappa et al 2003). Deze soort heeft een activiteitspiek bij zonsondergang (Blackwell 1997).
C. punctatus is aanwezig in de KBINcollectie van Goethegebuer, o.a. teruggevonden te Gent in 1913.
De soort is verspreid doorheen Europa, Iran, Kazakhstan en Mongolië
(www.culicoides.net).
Culicoides lupicaris
C. lupicaris behoort tot het subgenus Culicoides en het synoniem C. deltus wordt eveneens gebruikt (www.culicoides.net). Deze grote soort is heel verwant met C.pulicaris , er bestaan intermediaire vormen tussen deze soorten en daarom worden ze soms als een complex beschouwd. Kan een mogelijke vector van blauwtong zijn (De Deken 2009). C. lupicaris is niet aanwezig in de KBINcollectie van Goethegebuer.
Resultaten 2009
Wat betreft het Groot Buitenschoor hebben we deze keer
- Ochlerotatus caspius (23 vrouwtjes),
- Anopheles maculipennis (1 vrouwtje),
- Culex pipiens (4 vrouwtjes en
- Culicoides riethi (14 indiv).
wat het aantal soorten met 2 verhoogd.!
Anopheles maculipennis s.l.
Dit is een van de twee belangrijke soortscomplexen in ons land; Anopheles maculipennis s.l. bestaat uit een aantal verwante en morfologisch niet identificeerbare soorten; enkel moleculair onderzoek kan hierbij uitsluitsel geven.
In België zijn An. maculipennis s.s., An. atroparvus, An. daciae en An. messae gekend waarbij An. atroparvus verantwoordelijk wordt geacht voor de plasmodia transmissies in het verleden.
Nu geen paniek, niet dat we hier terug overspoeld zullen worden met malaria want er spelen heel wat factoren een rol – zie artikel “Klimaatveranderingen en oprukkende ziekten: een complex samenspel van factoren“.
De larven van deze soorten komen voor in zowel zoet als brak water, voornamelijk onvervuild helder water. De adulten overwinteren, zijn slechte vliegers en bijten voornamelijk zoogdieren maar ook mensen.
Culex pipiens s.l.
Dit is het tweede belangrijke soortscomplex in België, bestaande uit 2 morfologisch gelijke vormen en een paar zustersoorten.
Culex pipiens s.l. is de meest abundante soort, niet in het minst vanwege zijn grote variatie in broedplaatsen gaande van sterk vervuilde nutriëntenrijke gebieden tot helder, onvervuild zoetwatergebieden. De adulten overwinteren en bijten ’s nachts warmbloedige dieren.
Het is de soort die het meest voorkomt in huizen. Vanwege hun capaciteit om in zowat elke watermassa te broeden kan deze soort overlast veroorzaken.
Ochlerotatus caspius
Deze soort broedt vooral in brak water en heeft een voorkeur voor brakke moerassen in de kuststreek maar komt daarnaast ook voor in een grote variatie van sites, zowel grotere gebieden (zoals vijvers, moerassen, rijstvelden, kanalen,…) als kleinere (verlaten bronnen, permanente plassen…).
Een gemeenschappelijk kenmerk van al deze verschillende broedplaatsen is de aanwezigheid van veel vegetatie. De adulten zijn goede vliegers en kunnen tot 40km ver voor overlast zorgen. Ze voeden zich op alle warmbloedige gewervelden.
Met dank aan
Veerle Versteirt
Institute of Tropical Medicine
Dept. Parasitology/Entomology
Nationalestraat 155
B-2000 Antwerp
Belgium
tel: +32 (0)3/247.66.85
fax: +32 (0)3/247.62.59