Insecten en spinnen van de schorren

Een onderzoek naar het voorkomen van insecten en spinnen op de kwelders van Noord-Friesland en Schiermonnikoog beschrijft een zelfs voor veel natuurliefhebbers onbekende dierenwereld. Met behulp van potvallen werd de aanwezigheid van 89 soorten spinnen, loopkevers en oeverwantsen vastgesteld. Sommige soorten kwelderplanten zijn voor meer dan tien soorten van levensbelang. Afwisseling van verschillende vormen van begrazing blijkt de soortenrijkdom van de entomofauna ten goede te komen.

Potvallen

Het doel van het onderzoek was het onderzoeken van het effect van verschillende vormen van begrazing op de soortenrijkdom van de entomofauna. Voor het inventariseren van de op de verschillend beheerde wadkwelders voorkomende insecten en spinnen werden potvallen gebruikt. Op de zowel beweide als onbeweide kwelders van Schiermonnikoog en Noord-Friesland Buitendijks (NFB) groef de onderzoeker potjes (Ø 11cm) in, gevuld met een formalineoplossing en voorzien van kippengaas om ongewenste bijvangst van andere dieren te voorkomen. Een plastic dakje en gebogen betonijzer beschermden tegen eventuele vertrapping door het vee. De spinnen en insecten die in de potjes terecht kwamen gaven een beeld van de op de kwelders voorkomende epigeïsche entomofauna, de tussen de zoutminnende planten van de kwelders rondscharrelende soorten spinnen, loopkevers en oeverwantsen.

Kwelderspecialisten

Naast soorten die zich aan uiteenlopende milieuomstandigheden weten aan te passen komen op de kwelders ook echte specialisten voor. Zoals de oeverwants Salda littoralis, die men tijdens het onderzoek onder het bladerdek van de zoutmelde op de kwelders van Schiermonnikoog of de spiesmelde op de kwelders van NFB ving. De kale grond onder de dichte vegetatie is een geschikt biotoop voor deze zichtjagers en zij hebben daarom baat bij het niet beweiden van de kwelders. Zoutminnende spinnensoorten als de hangmatspin Silometopus amibiguus of de schorrentandhaak Enoplognatha mordax lijken meer aangetrokken te worden door beweide kwelders waar de grond harder en dus geschikter is om eieren op af te zetten.

Zeeaster

Van typische kwelderplanten als zeekraal of de zeeaster zijn verschillende insectensoorten afhankelijk. Zo vreten de rupsjes van de zeekraalkokermot (Coleophora salicorniae) zich rond in de vlezige stengel van de zeekraal. Ze overwinteren als pop in de bovenste sliblaag en komen pas in juni uit als het zeekraal weer is opgekomen (zie ook Wadweten 19 april 2012). Het onderzoek naar het effect van de beweiding op de herbivore insecten concentreerde zich op de zeeaster. Van elke onderzochte plek op de kwelder werden ad random tien zeekraalplanten uit de grond getrokken en in het laboratorium onderzocht op het voorkomen van insecten. Vooral de zulteboorvlieg (Campiglossa plantaginis) en de mineervlieg Calycomyza humeralis bleken veel voor te komen op de zeeaster. Daarnaast trof men ook 7 soorten motjes en 6 soorten bladluis aan. Omdat de zeeaster favoriet is bij het op de kwelders grazende vee nemen bij een toenemende begrazing de van de zeeaster afhankelijke soorten insecten in aantal af.

Zeldzame soorten

Tijdens het onderzoek vingen de biologen een aantal zeldzame soorten, zoals het klokspinnetje (Praestigia duffeyi) in grote aantallen tussen de zoutmelde op de kwelders van Schiermonnikoog. Deze zoutminnende spin komt alleen voor in het Noordzeebassin. Op de hogere kwelders van NFB vond men een aantal exemplaren van de zeldzame gele zoutloper (Pogonus luridipennis), een loopkever die men associeert met de pionierszone begroeid met zeekraal. De vangst van de zilte bontloper (Acupalpus elegans) op de beweide kwelders van NFB was helemaal bijzonder. Deze soort kever was slechts een keer eerder in Nederland aangetroffen: in het Lauwersmeergebied.

Effecten beweiding

De verschillende soorten spinnen en insecten stellen verschillende eisen aan hun leefomgeving. Uit het onderzoek blijkt dat de instandhouding van deze ongewervelde dieren op de kwelder het meeste baat heeft bij verschillende vormen van beheer die op hetzelfde moment naast elkaar worden toegepast. Zoals een afwisseling van niet beweiden, beweiding met lage tot matige veedichtheden, en het stopzetten en weer starten van de beweiding voor korte perioden. Begrazing met hoge veedichtheden heeft voor de bescherming van de entomofauna geen enkele waarde maar is wel aantrekkelijk voor overwinterende vogels, zoals ganzen.

Bronnen

  • Klink, R. van & I.M. van Schrojenstein Lantman (2015). Effecten van kwelderbeweiding op spinnen en insecten. Entomologische Berichten 75(5): 188-199
  • van Klink, R., van der Plas, F., van Noordwijk, C. G. E., WallisDeVries, M. F., & Olff, H. (2015). Effects of large herbivores on grassland arthropod diversity. Biological reviews, 90(2), 347-366.
    >> Download als pdf
  • van Klink, R. (2015). Of Dwarves and Giants. How large herbivores shape arthropod communities on salt marshes. Proefschrift RUG
    >> Download als pdf

Foto credits: graafsporen van Bledius tricornis – Frank Wagemans