In schorrenbodems ligt in vergelijking tot andere bodems veel koolstof (C) opgeslagen. Elk jaar wordt er netto ook nog eens veel koolstof vastgelegd.
Het verschil zit vooral in de processen die in de bodem wel/niet kunnen plaatsvinden waardoor er in totaal uiteindelijk veel meer koolstof in een schor gevonden wordt. In een bos staat natuurlijk veel meer biomassa (=koolstof) dan op een schor (88 vs. 15 ton C/ha). Maar als de bladeren en takken van de bomen afbreken en op de bodem terecht komen dan verteert het en komt een groot deel van het koolstof weer terug in de atmosfeer als CO2 omdat er voldoende zuurstof bij kan komen.
De schorrenbodem is grotendeels verzadigd met (zout) water. Dat is een veel minder geschikte omgeving voor dood organische materiaal (bladeren, takken maar ook afgestoven wortels in de grond) om te verteren vooral omdat de zuurstof er niet in overvloed aanwezig is. Dat zorgt er voor dat de koolstof in de bodem er heel veel langer over doet om te verteren en weer tot CO2 in de atmosfeer terug te keren.
tekst: Jim van Belzen