Elk jaar trekken kanoeten van hun Arctische broedgebieden via onze Waddenzee naar het zuiden. Hier overwinteren ze in Banc d’Arguin, een Waddengebied van contrasten grenzend aan de Sahara en de Oost-Atlantische Oceaan. Terwijl de Sahara een droge zandbak is, barst het van het leven op de met zeegras begroeide wadplaten. Een tafeltje-dekje voor kanoeten, zou je zeggen.Maar de werkelijkheid is anders.
Kanoeten beschikken namelijk over een uniek zintuig in de punt van hun snavel waarmee ze schelpen in drooggevallen wadplaten extra snel kunnen vinden. Maar wat blijkt: op de Mauritaanse voedselrijke wadplaten “verstopt” het zeegras de schelpdierprooien voor kanoeten. Dit verrassende mechanisme en het feit dat het verstoppertje spelen bij extreme droogte niet meer werkt, ontdekte Jimmy de Fouw tijdens zijn promotieonderzoek bij het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee; hij verdedigt zijn proefschrift op 29 april aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Zeegras verstopt prooien
Op de Banc d’Arguin overwinteren zo’n kwart miljoen kanoeten. In de jaren negentig werd op het NIOZ ontdekt dat de kanoeten beschikken over een uiterst gevoelig ‘zesde zintuig’ in het puntje van hun snavel. Uit experimenten en veldwaarnemingen in de Waddenzee bleek dat kanoeten ingegraven schelpdieren in het natte zand van een wadplaat zonder direct contact kunnen detecteren. “We gingen er blindelings vanuit dat dit in de rijke zeegrasvelden van de Banc d’Arguin ook het geval zou zijn”, aldus promovendus Jimmy de Fouw. “Maar uit experimenten bleek tot onze verbazing dat de kanoeten veel moeite hebben om hun prooi, het schelpdiertje Loripes lucinalis, tussen de dichte zeegraswortelmat te vinden. Door de wortels functioneert het ‘zesde zintuig’ van de kanoet niet optimaal meer waardoor ze terug moeten vallen op directe aanraking met hun snavelpunt. Dit heeft niet alleen effect op de kanoet maar zeegras beschermt zichzelf hiermee tegen sulfide vergiftiging vanuit de bodem”.
Samenwerking zeegras en schelpen gevoelig voor droogte
Zeegrassen staan bekend als biobouwers. Ze creëren niet alleen geschikte leefomstandigheden voor zichzelf maar ook voor veel andere soorten en zijn daarmee aanjagers van biodiversiteit. Zeegrassen op de Banc d’Arguin werken samen met de Loripes schelpdiertjes die in de bodem tussen de zeegraswortels leven. Deze schelpdiertjes hebben bacteriën in hun kieuwen die het voor zeegras giftige sulfide uit de zeebodem ontgiften. De schelpdiertjes en hun bacteriën profiteren op hun beurt doordat ze zuurstof krijgen via de wortels van het zeegras. Uit dit proefschrift blijkt dat de symbiose tussen zeegrassen en Loripes schelpen erg kwetsbaar is voor langdurige droogte. “Als gevolg daarvan zijn de zeegrasplanten niet meer in staat om de schelpdiertjes en hun bacteriën van zuurstof te voorzien, waardoor deze sterven. Hierdoor wordt het sulfide niet meer ontgift en daardoor sterft vervolgens ook het zeegrasveld af” aldus de Fouw.
Versnellen kanoeten afsterven zeegras?
Gezond zeegras beschermt dus de Loripes schelpen tegen kanoeten door hun ‘zesde zintuig’ onbruikbaar te maken. Maar wat bleek, in door extreme droogte afstervend zeegras functioneert dit zintuig wél weer. Daarom vinden de kanoeten de schelpen hier weer gemakkelijker. Een computersimulatie liet zien dat de kanoeten in staat kunnen zijn om het door droogte in gang gezette afstervingsproces te versnellen door de resterende Loripes-schelpdiertjes snel te vinden en op te eten. De Fouw: “Hierdoor hoopt het sulfidegehalte in het bovenste deel van de wadbodem op, wat het afsterven van het zeegras nog versnelt. Is een zeegrasveld eenmaal weg, dan ontstaat er een geheel zandig en armer ecosysteem, waarin de dichtheid aan schelpdieren veel lager is en de kanoeten uiteindelijk minder te eten hebben. Dit kan heeft ook gevolgen voor onze Waddenzee, want als de vogels niet vet genoeg uit de overwinteringsgebieden vertrekken, dan halen ze de Waddenzee niet meer”.