Van zoet naar zout water

Inleiding

In het Schelde-estuarium mengt het zoete water uit het Scheldestroomgebied zich met het zoute water uit de Noordzee. Het zout in zeewater wordt aangegeven met het chloridegehalte, uitgedrukt in g Cl-/l. In zeewater zit ruim 19 g chloride per liter, in zoet water zit minder dan 0,3 g chloride per liter.

Door de getijwerking staan planten en (plaatsgebonden) dieren bloot aan sterke schommelingen in het zoutgehalte. Organismen hebben zich aangepast aan het variërende zoutgehalte. De verschillende soorten organismen kunnen op basis van die eigenschappen ingedeeld worden in klassen tussen bepaalde grenzen in zoutgehalte. In internationaal kader is er een classificatie-systeem afgesproken, om die organismen te kunnen plaatsen. Dat staat bekend als het Venice System van het Symposium of Classification of Brackish Waters in Venetië in 1958.

ChloridegehalteLocatie
limnetisch of zoet: < 0,3g Cl-/lSchelde stroomopwaarts van Temse, zijrivieren onder getijdeninvloed.
oligohalien of zwak brak: 0,3g Cl-/l tot 3g Cl-/lSchelde stroomopwaarts van Burcht tot Temse.
De Rupel mondt weliswaar uit in het oligohalien gedeelte van de Schelde, maar door het relatief grote debiet van de bovenafvoer in het Rupelbekken kan de saliniteit niet stroomopwaarts migreren, en blijven de Rupel en haar zijrivieren zoet.
De Durme mondt uit in het zoetwater gedeelte van de Schelde
mesohalien of brak: 3g Cl-/l tot 10g Cl-/l  
A-mesohalien: 3 – 5,5
B-mesohalien: 5,5 – 10
Schelde van de grens met Nederland tot Burcht
polyhalien of sterk brak: 10g Cl-/l tot 17g Cl-/lWesterschelde Waarde – Walsoorden tot de Hooge Platen – Sloehaven
euhalien of zout: >17g Cl-/lmonding van de Westerschelde en de Noordzee

>> The Salinity of Coastal Waterways

Onderstaande kaart geef de indeling van de Westerschelde volgens het hierboven vernoemde systeem van Venetië.

verdeling-zoetzout-850x292

Een andere manier om het zoutgehalte uit te drukken is in gram zout per liter water: voor de Noordzee bedraagt het zoutgehalte dan 31 tot 35 gram zout per liter water.

Zout en zoet water

De hoofdaanvoer van zoet water komt van de rivier de Schelde, met een gemiddeld debiet van 110 m³/s. Andere zijdelingse aanvoeren verder stroomafwaarts in het estuarium leveren samen een bijdrage in de zoetwateraanvoer van 40 m³/s. De aanvoer van zoet water is niet alleen over veel plaatsen verdeeld maar ook sterk seizoensafhankelijk, aangezien de Schelde een regenrivier is.

Ook de zoutwateraanvoer varieert sterk, doordat het getij verloopt van dood- naar springtij. Bovendien kunnen stormen op zee grote invloed hebben op de getijdoordringing.

Tegenwoordig stroomt er minder zoet water naar het estuarium dan vroeger, doordat er vanuit het stroomgebied diverse afleidingen zijn, die het water direct naar zee afvoeren. Het zoute water dringt verder door in het estuarium, enerzijds door deze vermindering van zoet water, anderzijds als gevolg van het uitdiepen van de vaargeul, het verlanden van oevers en de zeespiegelrijzing. De oppervlakten van de brakwatergebieden zijn daardoor afgenomen.

Van zout naar zoet

zoutgradient

Uitgaande van gemiddelde getijomstandigheden en de gemiddelde zoetwaterafvoer zal het chloridegehalte in het estuarium als gevolg van de menging geleidelijk verlopen van 0,3 g Cl-/l op de rivier, tot ruim 19 g Cl-/l op zee. Dit verloop noemt men de zoutgradiënt.

Op basis van het zoutgehalte kunnen we het estuarium grofweg in drie delen opdelen:

  • de mariene zone tussen Vlissingen en Hansweert
  • de brakke zone tussen Hansweert en Rupelmonde
  • de zoete zone stroomopwaarts van Rupelmonde

Vooral de volledig zoete getijzone in de Schelde stroomopwaarts van Antwerpen is een rariteit die in Westeuropa op deze schaal zeer zeldzaam is geworden, met name na de afsluiting van de Haringvliet en het wegvallen van het getij in de Nederlandse Biesbosch.

Sterk wisselend zoutgehalte

Door allerlei omstandigheden kan het zoutgehalte op een welbepaalde plaats sterk fluctueren.
Enerzijds doet een lage afvoer bij springtij en storm de zoutgradiënt richting rivier opschuiven en anderzijds verschuift deze bij hoge afvoer, doodtij en rustige weersomstandigheden richting zee.

Cl-gehalte

Nevenstaande grafiek toont je het CLgehalte in de loop van 2002 ter hoogte van het Groot Buitenschoor.
bron: meetbank Vlaamse Milieumaatschappij

Van troebel naar helder

In haar tocht sleept de Schelde slib met zich mee, richting zee. Daarnaast zorgt het getij voor stroomopwaarts transport van sediment uit de Noordzee. Dit sediment maakt de waterkolom troebel. De troebelheid in het Scheldewater neemt geleidelijk af van de bron naar de monding.

In het gebied waar zoet en zout water elkaar ontmoeten, heerst een hogere troebelheid. Een complex spel van fysische, chemische en biologische processen vormt hier namelijk vlokken organisch materiaal. In het Schelde-estuarium ligt de hoogste troebelheid doorgaans iets stroomopwaarts van Antwerpen.

Verzoet het Groot Buitenschoor?

In het kader van zijn meetprojecten op het Groot Buitenschoor, volgde Hug Van Beek ook het zoutgehalte op. Hij komt tot de verrassende vaststelling dat er over de meetperiode 2003 – 2014 een verzoeting optreedt.

zoutgehalte-gbs--2003-2014--Hug-Van-Beek

Volgens zijn metingen bedraagt de tendens 10,9% verzoeting met een minimum gemiddelde NaCl in 2014 van 8,25‰.

Een mogelijke verklaring is dat er via de spuisluis van Bath (gele pijl) veel meer zoet water gespuid werd.

spuisluisbath

In de loop der jaren heeft de vloedgeul zich richting dijk verplaatst heeft; een mogelijke verklaring voor zijn metingen? Maar ook de vloedlijnmetingen vertonen dezelfde evolutie, dit ondanks de Scheldeverdiepingen die een verhoging van het zoutgehalte geven. Dus moet er een lokale evolutie zijn van de bovenstromen, besluit Hug.

bath-spuisluis--frank-wagemans-16-9