Stabiliteit van het slik

Kom je geregeld op het slik dat zie je dat in de loop van het jaar, het uitzicht sterk kan verschillen. De ene keer is het slik een mooi, glad oppervlak, andere keren is het alsof er grote stukken zijn uit weggehapt.

Dat het soms lijkt alsof er stukken uit weggehapt zijn komt door de kracht van het water die er stukken uit weggespoeld heeft omdat het slik minder vast ligt.

In de stabiliteit van het slik spelen twee actoren een rol: de kiezelwieren en de slikgarnaal. Uit onderzoek blijkt er een verband te bestaan tussen de densiteit in het voorkomen van de slikgarnaal en kiezelwieren, en de erosie van slikplaten.

Kiezelwieren

Kiezelwieren spelen een belangrijke rol in de stabiliteit van slikplaten. Kiezelwieren scheiden polysachariden uit. Deze polysachariden kleven de kleine sedimentkorreltjes aan elkaar vast en daardoor stabiliseert het sediment zich.
Je kan dus stellen dat kiezelwieren de slikplaat beschermen tegen erosie door getijdestromen en golven.

De uitleg over de rol van kiezelwieren, kan je nalezen in Suikersnoepjes en zeebodemlijm

kiezelwieren

Slikgarnalen

Kiezelwieren staan mee op het menu van de slikgarnaal. 1 slikgarnaal kan tot 4.000 kiezelwieren per dag verorberen.

In de meeste ecosystemen is er een seizoenale toename van de slikgarnaal tussen maart en augustus.
In maart en april wanneer het aantal slikgarnalen laag is, zijn de slikplaten bedekt door een dikke laag kiezelwieren.
Wanneer in mei en juni het aantal slikgarnalen toeneemt, ontstaat er een mozaiekstructuur in de kiezelwierenmat: zone’s met een dikke laag kiezelwieren worden afgewisseld door bijna kaalgegeten zone’s.
Wanneer in juli en augustus het aantal slikgarnalen zijn piek bereikt, zijn de meeste slikplaten volledig kaalgegeten van kiezelwieren. De polysachariden nodig om de slibdeeltjes aan elkaar te kleven ontbreken en bijgevolg is het slik veel gevoeliger aan erosie.

slikgarnaal-foto-rit-bellekens

Suikersnoepjes en zeebodemlijm

kiezelwieren scheiden heel veel verschillende suikers af

YERSEKE (Zld.) / NIJMEGEN – Piepkleine organismen als kiezelwieren kunnen erosie van grote, belangrijke slikplaten in het kustgebied (tijdelijk) voorkomen. De suikers die ze afscheiden zorgen voor een stevige ‘biofilm’ boven op de modder. Ook kunnen de kiezelwieren zich daardoor bewegen. Een ander type suikers vormt buiten de cel een grote mondvoorraad voor de donkere nacht. ‘Slikbioloog’ Jody de Brouwer van het NIOO-KNAW promoveerde in maart 2002 in Nijmegen.

Met de ontdekking dat een kiezelwier op een slikplaat niet één maar twee typen suikers uitscheidt, lost De Brouwer een hoop tegenstrijdigheden uit de wetenschappelijke literatuur op. “Het vaststellen van het verschil in samenstelling van de suikers is essentieel. Er gaapte een gat in de kennis,” zegt hij. De marien microbioloog van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO-KNAW) in Yerseke moest om dat gat te dichten wel het lab en overal in Europa TOT OVER ZIJN KNIEËN DE MODDER IN.

De eencellige kiezelwieren of diatomeeën van nog geen tiende millimeter groot hebben een soort ‘doosje’ van kiezelzuur om zich heen. Vanuit dit doosje scheiden ze stoffen af, EPS of extracellulaire polymere substanties genoemd, en dat zijn voor 95 procent suikers. De kleine algjes zorgen goed voor zichzelf. Overdag maken ze zoveel mogelijk makkelijk afbreekbare suikers (vol glucose) en slaan die WEGENS GEBREK AAN OPSLAGCAPACITEIT buiten hun cel op, om die ’s nachts weer op te peuzelen als er geen licht en dus geen energie binnenkomt. “Dit type EPS vormt de snoepjes van het sediment, ook voor de daar aanwezige bacteriën waarschijnlijk,” zegt De Brouwer.
Het tweede type suikers speelt een rol bij het invangen en vastplakken van de organismen en de slibkorrels van de zeebodem, én bij de voortbeweging van de kiezelwieren naar een gunstigere omgeving. Deze suikers blijken een andere samenstelling te hebben: rijk aan galactose-suiker en uronzuren, zure suikers met bindingsmogelijkheden voor sedimentkorrels. Bovendien vindt de productie hiervan gedurende het hele etmaal plaats.

Op de vaak overspoelde slikplaat in de Westerschelde lijkt niks te groeien. Schijn bedriegt! Over het oppervlak ligt een bruinige waas van diatomeeën, samengekit tot een ‘biofilm’ of ‘diatomeeënmat’. Deze mat is een veilige omgeving voor een kiezelwier, beschermd tegen de extreme invloeden van buitenaf. Maar het beschermt ook de hele slikplaat tegen erosie door wind en golven.
Modellen gebaseerd op puur natuurkunde kunnen de vorming en dynamiek van slikplaten niet verklaren: er moest een biologisch onderdeel zijn. De ‘biologische’ diatomeeënmatten hebben inderdaad een groot effect op de platen. Vooral in het voorjaar groeien ze er massaal. Daarna breken EEN LEGER AAN GRAZENDE DIERTJES en harde wind de beschermlaag. De plaat is dan inmiddels wel enkele centimeters opgehoogd en heeft andere ‘bewoners’ gekregen. Wat zou er van de slikplaten overblijven als er niet ieder voorjaar meegebouwd zou worden door de kiezelwieren?

Slikplaten zijn hoogproductieve delen van het kustgebied, van een estuarium. Ze vormen de voedselbron voor vele kustvogels en de schuilplek voor jonge vissen. Diatomeeën zijn op slikplaten de belangrijkste ‘planten’ – ze leggen koolstof vast via fotosynthese – en vormen zo de basis voor dit ecosysteem. Een groot deel van de koolstof scheiden ze weer af: 40 tot 70 procent komt als suiker (EPS) naar buiten. Slikplaten spelen een belangrijke rol bij de bescherming van de kust tegen erosie en overstroming. De mini-algen beïnvloeden zo het sedimenttransport in het hele estuarium. De Brouwer: “Een beter begrip van de dynamiek van deze platen is onmisbaar voor goed kustbeheer, voor verklaringen en voorspellingen. Dat is nodig ook. De vruchtbare estuaria zijn tenslotte DE DICHTSTBEVOLKTE GEBIEDEN TER WERELD.”

Bronvermelding: Het Nederlands Instituut voor Ecologie – Persbericht, 26 februari 2002