Veel verschil in beweidingsregimes gunstig voor vogels op de kwelder

In de herfst worden grote groepen ganzen op de kwelder met name gevonden op delen van de kwelder die in het voorgaande jaar intensief beweid waren met paarden, terwijl in het voorjaar de mate van beweiding in het voorgaande jaar weinig invloed lijkt te hebben op de verspreiding van ganzen over een kwelder; de kans op vertrapping van nesten is groter bij beweiding door paarden dan bij beweiding door koeien; zowel tureluurs als scholeksters kiezen nestplaatsen met meer vegetatiestructuur dan op willekeurige plekken op de kwelder; het grootste voedselaanbod voor graspieperkuikens wordt gevonden in hoge vegetatie, maar toch foerageren volwassen graspiepers in lagere vegetatie met relatief weinig structuur naar voedsel voor hun kuikens; en de mate van beweiding heeft invloed op de verspreiding van vogels over een kwelder. Dit zijn de voornaamste concrete bevindingen van Freek Mandema in zijn proefschrift.

Elk beweidingsregime heeft zijn eigen specifieke effecten, wat leidt tot de suggestie dat een combinatie van verschillende regimes in één natuurgebied de beste kansen voor natuurbeheer van vogels op kwelders kan bieden. In het algemeen raadt Freek Mandema, op basis van conclusies uit zijn promotieonderzoek, aan om tegelijkertijd verschillende beweidingsregimes te bewerkstelligen op verschillende kwelders in het zelfde gebied. Dit leidt namelijk tot heterogeniteit op grote schaal.

De kernvraag die Mandema stelt in zijn proefschrift is ‘Hoe kunnen we beweiding gebruiken in het natuurbeheer van vogels in termen van de keus voor het soort vee en de keus van veedichtheden? Daarbij maakte hij gebruik van een uniek grootschalig beweidingsexperiment met vijf verschillende beweidingsregimes.

Beweiding met hoge dichtheden van vee, zoals met 1 paard/ha kan leiden tot homogene korte vegetatie (Bakker 1989). Dit type vegetatie is geschikt voor ganzen en kan, in de herfst, grotere hoeveelheden ganzen naar een kwelder lokken. Het beweiden van een kwelder met hoge veedichtheden (1 paard/ha) vergroot echter de kans op vertrapping van nesten in de lente en leidt tot minder duidelijke micropatronen in de vegetatie. Het laatste geldt ook voor beweiding met 1 koe/ha.

Het rotatiebeheer biedt interessante perspectieven om verschillende kwelderbeheerdoelen te combineren in een enkel beweidingsregime. De jaren met beweiding helpen bij het creëren van vegetatiestructuur terwijl de jaren zonder beweiding een verstoringsvrije habitat leveren waarin geen nesten worden vertrapt door vee.

Proefschrift

Freek Mandema deed zijn promotieonderzoek aan de RUG, bij de Community and Conservation Ecology Group (COCON) van het Centre for Ecological and Ecolutionary Studies (CEES), Research School Ecology and Evolution (RSEE). Het werd gefinancierd door het Waddenfonds en logistiek ondersteund door het Fryske Gea. Zijn onderzoek maakt deel uit van een project dat werd uitgevoerd met twee andere promovendi: Stefanie Nolte, die eveneens op 24 januari promoveert en Roel van Klink. Inmiddels werkt Mandema als aspirant recherchekundige bij de politie, eenheid Noord.

>> download het proefschrift

bron: waddenacademie.nl