Met de verwachte zeespiegelstijging en de voortdurende aanpassingen van de geul voor de scheepvaart is het duidelijk dat de schorren van de Schelde zwaar op de proef gesteld worden. Omdat ze Europees beschermd habitat zijn, willen we kunnen voorspellen hoe ze zullen reageren op deze hydraulische en morfologische wijzigingen, en dus moeten we ook weten in welke omstandigheden de verschillende schorvegetaties het best gedijen.
Zout en overspoeling door het getij hebben uiteraard de meeste invloed op de schorvegetaties, maar ook geomorfologie en grondwaterregime zijn belangrijk. Tevens blijkt dat het relatieve belang van de omgevingsvariabelen verandert naargelang we ons langs de verschillende zones van de monding richting Gent begeven. In de zone van de brakke schorren is bijvoorbeeld de overspoelingsfrequentie belangrijk, in de zone van de zoete schorren is dat de overspoelingsduur. Dit betekent dat we modellen per zone moeten maken om de voorspelkracht te verbeteren.
De standplaatsvereisten van de vegetatietypes werden per zone gemodelleerd en de meest bepalende omgevingsfactoren werden bepaald. Koppeling aan een GIS-applicatie laat toe om potentiekaarten te maken voor de gemodelleerde vegetaties.
Omdat de beschikbare vegetatiegegevens niet echt goed verdeeld waren over de verschillende zones moesten verwante vegetaties en ook zones samengenomen worden, waardoor de onverklaarde variatie relatief groot bleef in alle modellen. Ondanks deze beperkingen bekrachtigden de eerste resultaten al de mogelijkheden van de gekozen werkwijze. De datasets moeten wel nog gericht verder uitgebouwd worden.
>> Het rapport INBO.R.2011.31
“