Brussel, 8 juli 2011 – In opdracht van de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie en de Waterdienst van Rijkswaterstaat maakten wetenschappers van het Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies (IMARES) en INBO op verschillende plaatsen in het Schelde-estuarium visbestandsopnamen. Onze eerste resultaten tonen aan dat door de aanhoudende oostenwind en lage afvoer van zoetwater door de lange droogte, de zoutinvloed op de meest inlands gelegen stations groter was dan vooraf verwacht.
Een ankerkuil bestaat uit een langgerekt, trechtervormig net dat bij sterk stromend water zowel bij eb als vloed voor anker wordt gelegd. Het net wordt opengehouden door een frame en vanaf een boot bediend. De stroming houdt gevangen vissen in het net.
De dubbele schietfuiken worden op de laagwaterlijn geplaatst. Elke schietfuik heeft twee lange fuiken, waartussen een net gespannen is. Binnenin de fuiken bevinden zich een aantal trechtervormige inken waarvan het smalle uiteinde naar achter is bevestigd. Eenmaal de vissen voorbij een ink zijn, kunnen ze nog moeilijk terug.
De locaties in Belgi? op de Zeeschelde zijn Steendorp, Antwerpen ter hoogte van de Kennedytunnel en het Paardenschor bij Doel. In Nederland visten we op de Westerschelde bij de Plaat van Walsoorden en bij de Paulinapolder.
Onze eerste resultaten tonen aan dat door de aanhoudende oostenwind en lage afvoer van zoetwater door de lange droogte, de zoutinvloed op de meest inlands gelegen stations groter was dan vooraf verwacht. Mogelijk is de soortensamenstelling daardoor anders dan die die je kan verwachten bij een hogere waterafvoer. Met de ankerkuil vingen we immers duizenden haringlarven en veel sprot en zeebaars in de buurt van Steendorp. Ook met de fuiken vingen we daar mariene soorten zoals tong en zeebaars. In de Zeeschelde werden een opmerkelijk groot aantal steurgarnalen gevangen. Opmerkelijk was de vondst van een 85 cm grote zeeprik nabij de Kennedytunnel.
In het najaar herhalen we de campagne. Dat zal het mogelijk maken om een vollediger beeld te krijgen van de vissamenstelling.
bron: Jan Breine, INBO
“