Echt lepelblad – Cochlearia officinalis

Echt lepelblad bloeit al vroeg in het jaar als alle andere schorplanten er nog dor bij staan. Jonge planten vormen een mooi rozet van groene blaadjes, waar pas in het tweede jaar bloeistengels inkomen. Door afdamming en verzoeting van tal van leefgebieden is het echt lepelblad een zeldzame plant geworden, maar op het GS, GBS en Saeftinghe is het gelukkig nog steeds een talrijke soort. Het groeit alleen in de brakke gebieden.

lepelblad-foto-frank-wagemans

Het Lepelblad is een familie van kruisbloemigen waarvan in een groot deel van de wereld vertegenwoordigers voorkomen.

In het stroomgebied van de Westerschelde vinden we het kleinbloemige deens lepelblad voornamelijk in de monding, oostwaarts ongeveer tot aan de lijn Vlissingen-Breskens. Achterin de Westerschelde, ten oosten van de lijn Hoedekenskerke Terneuzen groeit het echt lepelblad.

De planten danken hun naam aan het feit dat de randen van de bladeren wat naar boven staan, zodat ze lepelvormig zijn. Bij het echt lepelblad althans,want het deens lepelblad is in dit opzicht een buitenbeentje in de familie.

lepelblad-blaadjes-foto-frank-wagemans

Scheurbuik

Staat er bij de wetenschappelijke naam van een plant ‘officinalis’ dan wil dat zeggen dat die plant in de apotheek (officina) gebruikt werd.

Lepelblad was een buitengewoon belangrijke plant in de tijd dat onze voorouders met hun zeilschepen lange tochten ondernamen naar het verre oosten. Na verloop van tijd kwam het voor dat de bemanning van dergelijke schepen gebrek aan vitamine C kreeg, waarvan de gevolgen fataal konden zijn, als scheurbuik (scorbutus ook wel avitaminose genoemd) het gevolg was. Bij aankomst op verre kusten bracht het lepelblad de redding. Door het blad als groente te nuttigen konden veel levens van scheepslieden worden gered.

Ook wel scorbuut of ascorbinezuurdeficiëntie genoemd, is de benaming voor een ziekte ten gevolge van een langdurig vitamine-C tekort zoals dat in vroeger eeuwen op zeilschepen op de grote vaart veel voorkwam.

Symptomen van scheurbuik zijn onder meer zwellingen en bloedingen van het tandvlees en bloedingen aan de benen. Er treden niet speciaal symptomen of scheuren van de buik bij op. Onbehandeld is scheurbuik fataal, maar behandeling is eenvoudig; vitamine C. Halverwege de 18e eeuw kwam men erachter dat het eten van het goed houdbare zuurkool het optreden van scheurbuik kon voorkomen. Eerder werden alternatieven gebruikt als citroensap of een aftreksel van lepelblad met jenever. Fatale vormen van scheurbuik komen sinds het begin van de 20e eeuw niet meer voor in Nederland en België. De diagnose wordt een enkele maal nog wel eens gesteld bij iemand met een zeer onvolwaardig dieet.

Vitamine C is mede verantwoordelijk voor de productie van collageen. Dat is een eiwit dat instaat voor stevigheid van biostructuren. Indien niet voldoende vitamine C aanwezig is zal dit eiwit zijn functie niet of slecht kunnen uitvoeren. Als eerste zullen bloedvaatjes het begeven en zo bloedingen veroorzaken.

Het woord scheurbuik is gevormd, onder invloed van scheuren (= kapot gaan), via schorbuk van het Latijnse woord scorbutus afgeleid, dat weer teruggaat naar het Noorse skyrbjugr (skyr = zure melk + bjugr = gezwel).

Vitamine C heet ook ascorbinezuur, wat weer van a-scorbut (tegen scheurbuik) is afgeleid.

Ook het vee is dol op lepelblad. Grote grazers eten bij voorkeur de knoppen en bloemen en die zijn nog veel meer rijk aan vitaminen dan het blad.