water

Het water begon zich te schamen
voor wat het was en altijd gedaan had.
Namens iedereen kwam een vis aan land
om een regeling te treffen.

De vis rechtte zijn rug:
‘Mensen: drie wensen.’
Het strand was leeg, alleen de schelpen
hadden de vorm van mutsen met oren eronder.
Het uitgekookte dier moest zijn lachen inhouden.

Ik kan beloven wat ik wil, dacht het.
Dit kost me geen stuiver. De geschiedenis is ja nog niet begonnen.
Ik moest maar eens gaan teruglopen door de branding.

Of zal ik hier nog wat blijven? Droog ben ik nu toch.
Het is wel heerlijk, die zeewind.

Tonnus Oosterhof