zeegezicht

Op de palm van jouw hand, in dat landschap
van gevormde levenslijnen,
niet groter dan een flinke waterdruppel

– terwijl zonsondergang de hele
hemel boven de eindstreep van het eiland
ginds in Turner-kleuren zet –

die babykrab, voorzichtig
van tussen de basaltblokken geraapt,
z’n onderkomen waar hij wachtte op de vloed.

Nog kleiner dan de nagel van jouw pink,
z’n grijsblauw pantsertje nog niet verkalkt,
krabbelt hij zijwaarts over plooi en heuvel,
een onbekende wereld, verontrust
dat bodem warmte geeft.

Dan, op de rand van dat heelal, laat hij
zich zonder aarzeling terugvallen in
de veiligheid van spleten, zeezand, steen,
met achterlating van een beeld, van
haast een naam.

Nu is het of wij, samen onder aan de dijk,
worden gezien, terwijl het water stijgt
en in doorschijning spiegelt hoe de hemel kleurt.
Heeft iemand iets gezegd? Nee, niemand sprak.

~ O.C. Jellema.