Ga, ga, laat mij, en word
aanvankelijk het schip midden op de rivier, omlijnd en afgetekend,
dan het schip dat koers zet naar de rede, klein en zwart,
dan vage stip slechts aan de horizon (o mijn beklemming !),
stip, steeds vager aan de horizon…
En daarna niets, en ik alleen en mijn verdriet,
en de grote stad nu vol van zonlicht
en het werkelijke en naakte uur, naakt als een kade zonder schepen,
en het trage draaien van de kraan die, als een passer,
een halve cirkel van ik weet niet welke emotie trekt
in de ontroerende stilte van mijn ziel…